In december 2002 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van Den Haag bestuursdwang toegepast bij de verhuizing van de laatste groep woonwagenbewoners van het kamp aan de Leyweg. Twee andere groepen bewoners waren zonder noemenswaardige problemen eerder vrijwillig van de Leyweg naar de wijken Ipenburg en Wateringseveld verhuisd. Daar werden zij geconfronteerd met mankementen aan hun standplaatsen. Dat maakte de laatste nog te verhuizen bewoners bezorgd over de voor hen gecreëerde locatie aan de Noordweg. Men wilde duidelijkheid over de brandveiligheid en de draagkracht van de op te leveren standplaatsen i.v.m. mogelijke verzakkingen van de eigen woonwagens.
De bestuurders op het Stadhuis vonden dat het te lang duurde en stelde daarom een ultimatum. Tegelijkertijd verschenen berichten in de pers dat de Ontwikkelings Combinatie Wateringse Veld (OCWV), voor de helft van de Gemeente met Bouwfonds als partner, maandelijks geld verloor omdat de OCWV al twee jaar niet had kunnen bouwen op het te ontruimen terrein. Toenmalig Wethouder Hilhorst werd om opheldering gevraagd en heeft in November 2002 schriftelijk aan de Gemeenteraad bevestigd dat er sprake was van schade zolang de bewoners niet vertrokken; "Helder is dat er sprake is van vertragingsschade, echter hoe groot die schade is moet nog in overleg met OCWV worden bepaald. Dit hangt mede af van de effectuering van de ontruiming."
In december is het 20 jaar geleden dat de Gemeente Den Haag bestuursdwang toepaste op de nog te verhuizen bewoners terwijl de grond 17 jaar onbebouwd is gebleven. De Gemeente ontkent sindsdien dat er haast moest worden gemaakt met de ontruiming vanwege de geplande woningbouw. Het te voeren deconcentratiebeleid ligt formeel ten grondslag aan de toegepaste bestuursdwang. Dienst Stedelijke Ontwikkeling citeert in haar brief van 24 januari 2012 (dso/2011.1134) uit de commissiebrief van 14 februari 2003 (RIS 102823); "De gedane uitgaven in verband met de verhuizing op basis van bestuursdwang onontkoombaar zijn (geweest). De extra uitgaven houden direct verband met de noodzakelijke, extra getroffen maatregelen en voorzieningen om zowel de verhuizing als de ontmanteling op een effectieve en efficiënte manier te realiseren".
Aan een Wob-verzoek van 4 mei 2011 ter openbaarmaking van stukken waaruit zou blijken dat de gedwongen ontruiming noodzakelijk is geweest vanwege geplande woningbouw, kon volgens het College niet worden voldaan omdat er geen verband zou zijn tussen de geplande woningbouw en de gedwongen ontruiming. De Raad van State heeft 29 mei 2013 in hoger beroep bepaald dat deze zienswijze niet ongeloofwaardig voorkomt verwijzende naar het citaat uit commissiebrief van 14 februari 2003 (DSO/2003.326 pagina 4, alinea 2). "(…) de gedane uitgaven in verband met de verhuizing op basis van bestuursdwang onontkoombaar zijn (geweest). De extra uitgaven houden direct verband met de noodzakelijke, extra getroffen maatregelen en voorzieningen om zowel de verhuizing als de ontmanteling van het centrum Leyweg op een effectieve en efficiënte manier te realiseren." Daarmee zou volgens de Raad van State vast staan dat de geplande woningbouw niet de reden kan zijn voor het toepassen van bestuursdwang bij de ontruiming van de Leyweg in 2002.
Het toepassen van bestuursdwang vereist echter wél een zwaarwegend belang voor de overheid. Tevens moet een correcte procedure hieraan vooraf zijn gegaan, waaruit blijkt dat het belang of de verantwoordelijkheid van de overheid niet zonder bestuursdwang kan worden gerealiseerd. Vandaar dat de Dienst Stedelijke Ontwikkeling eveneens liet weten (dso/2011.1134); "Ook uit andere citaten blijkt (…) dat een spoedige levering geen (dominante) rol heeft gespeeld. Dit betekent dat er een andere reden moet zijn geweest die wel een dominante rol heeft gespeeld om het terrein te ontruimen. Naar onze mening is die reden gelegen in het feit dat de kleinere woonwagenlocaties gereed waren. Deze nieuwe locaties dienden zo snel mogelijk in gebruik genomen te worden. Dit om te voorkomen dat derden de nieuwe standplaatsen zouden innemen.
Het niet ontruimen zou uiteindelijk tot gevolg hebben gehad dat de voormalige woonwagen- bewoners van de Leyweg niet meer in de Haagse regio een standplaats hadden kunnen innemen."
Een onwaarschijnlijke beredenering die doet vermoeden dat het argument van de vermeende vertragingsschade bij de verhuizing ter misleiding van de Gemeenteraad is gebruikt voor de vergoelijking van de bestuursdwang. Het urgente belang van woningbouw (concreet plan met een goedgekeurd bestemmingsplan en bouwvergunningen) bleek er niet te zijn en daarmee ontbrak een Wettelijke grondslag voor het toepassen van bestuursdwang. Informatie is onvoldoende zorgvuldig verzameld om het besluit verantwoord te kunnen nemen. De overheid verantwoordelijk voor dat besluit is daarmee dan ook aansprakelijk voor de daaruit ontstane vervolgschade. Dit blijkt uit Jurisprudentie van jarenlang procederen tegen onrechtmatig optreden van de overheid en (disproportioneel) toepassen van bestuursdwang of geweld. De financiële claims op de bewoners van de gedwongen verhuizing zijn niet te rechtvaardigen. Gezien het falende toezicht door de Raad van State op de beslissingen van de Overheid in het toeslagenschandaal, zal ook deze zaak opnieuw moeten worden beoordeeld. De getroffenen dienen eveneens te worden gecompenseerd voor de geleden materiële en immatteriële schade.
Krantenartikelen Leyweg